Verdwaald

Ik voel in mijn hartvrubel
een leegte die zo vol is,
dat ze mij gans overspoelt.

 

Als een zee, die sereen en
kalm is, bedaard,
van het woelen bekoeld.

 

Ik nader de kust,
loop langs de vloedlijn,
en zet me dan neer in het korzelig zand.

 

Met mijn hoofd in mijn handen
verlies ik mijn hart;
Ik ben in het spel van getijden beland.

 

En net als het duister
mij vol heeft omhuld,
ontvlamt er iets lichts in mijn hart.

 

En ik voel hoe een gloed
door mijn aderen voert;
mijn innerlijke duisternis tart.

 

En dan splijt het open,
mijn hart en mijn harnas,
in mijn hart blinkt zij op: de bloesemknop.

 

En ik besef:
in een diep en nederig weten,
het is de Ander in mij, Hij staat op.

 

 

 

 

Volgende bladzijde –>

 

© Jojanneke Noomen